zondag 17 februari 2013

Hoe ver gaan we om onze scholen open te houden?

Op dit moment wordt het voortbestaan van een groot aantal basisscholen bedreigd omdat zij onder de norm van 100 leerlingen uitkomen. De onderwijsraad heeft deze norm vastgesteld en het CDA is bang dat de huidige regering van VVD en PvdA deze norm overneemt en schreeuwt nu moord en brand. Naar mijn mening wat al te voorbarig en voor de bühne maar dat hoort kennelijk bij de politiek. Jammer dat ik van het CDA de laatste tijd echter alleen maar een “nee” hoor en dat deze partij zo weinig constructief naar oplossingen zoekt. Als recent voorbeeld, natuurlijk het aanpakken van de woning- en bouwmarkt. Wel hard en veel roeptoeteren, maar het waren uiteindelijk D66, CU en SGP die hun verantwoordelijkheid genomen hebben. Het CDA, van oudsher toch een bestuurderspartij, plaats zichzelf hierdoor steeds meer aan de zijlijn. Dat zij anderen daar dan de schuld van geven, verrast mij overigens ook niet. Dat is echter niet mijn manier van politiek bedrijven.

Bertus Wessels, raadslid voor het CDA in Twenterand wilde mij via Twitter een antwoord ontlokken of ik voor of tegen sluiting van deze bedreigde scholen was. Er bestaan geen domme vragen natuurlijk, maar deze kwam er wel dicht bij in de buurt. Niemand is namelijk voor sluiting, dus ook ik niet. Je kunt deze vraag natuurlijk ook niet zo maar met ja of nee beantwoorden. Maar als we er niets aan doen, ontkomen we niet aan sluiting van scholen die onder de norm vallen, zo reëel moet je wel zijn. Ik heb duidelijk aangegeven dat alleen samenwerking overlevingskansen biedt en hoe ver men daar in wil gaan bepalen uiteindelijk schoolbesturen en ouders.
Ik heb in mijn twitterdebatje met Bertus Wessels gepleit voor meer en verregaande samenwerking van de bedreigde basisscholen en daarbij de vraag gesteld of we uiteindelijk ook niet naar één vorm van basisonderwijs zouden moeten gaan? Ik heb hierbij bewust de vragende vorm gebruikt en het was mooi te zien dat dit zoveel reacties heeft uitgelokt. Ik vind het altijd leuk als men reageert op mijn tweets en een beetje uitdagen hoort nu eenmaal ook bij het (politieke) spelletje. Natuurlijk wil ik niet dat de kleine plattelandsscholen gesloten worden, maar ik geef ook wegen aan die deze dreigende sluiting mogelijk kunnen voorkomen. Alleen, nee roepen is echt te makkelijk.

Plattelandsregio’s in Nederland hebben te maken met een terugloop van de populatie. Dit verschijnsel wordt ook wel krimp genoemd. Door een krimpende bevolking wordt het moeilijker om voorzieningen, waaronder scholen, in stand te houden. Voor plattelandsscholen zijn er afnemende leerlingenaantallen.
Eén van de mogelijkheden om de gevolgen van krimp aan te pakken is, naar mijn mening, het samengaan van kleine scholen. Wanneer meerdere kleine plattelandsscholen die met sluiting bedreigd worden op de een of andere manier gaan samenwerken, kunnen onder meer financiële en personele middelen worden verbeterd. Hierdoor zijn scholen beter in staat om met krimp-gerelateerde gevolgen om te gaan.

Door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen is de verzuiling in Nederland in de afgelopen decennia steeds minder een rol gaan spelen: ontzuiling. Het klopt dat ouders hun kinderen nog steeds in meerderheid naar bijzondere scholen sturen. Vaak is de keuze voor bijzonder (christelijk) onderwijs echter niet ingegeven door een bewuste keuze voor een christelijke identiteit. Ouders vinden kwaliteit, sfeer en bereikbaarheid belangrijker, en een toenemend aantal ouders heeft geen richtingsvoorkeur meer. In de grote steden spelen hier ook nog de zogenaamde “zwarte” scholen een rol, maar gelukkig is dat in onze omgeving niet of heel veel minder het geval.

Nog niet zo lang geleden is de wet op de samenwerkingsscholen van kracht geworden. Als openbare en bijzondere scholen samengaan, kan dit onder de noemer van een ‘samenwerkingsschool’. Binnen een samenwerkingsschool wordt zowel openbaar als bijzonder onderwijs gegeven. Hoe daar organisatorisch invulling aan wordt gegeven, bepaalt de school zelf. De wet moet openbare en bijzondere scholen een wettelijke basis bieden om samen verder te gaan binnen de huidige context van het Nederlandse onderwijsbestel. Dit is een duaal bestel, waarin openbare en bijzondere scholen naast elkaar bestaan, artikel 23 van de Grondwet. Deze wet bestaat al bijna 100 jaar en daar is lang en hard voor geknokt. Persoonlijk ben ik van mening dat we best eens naar deze wet mogen kijken of en zo ja welke aanpassingen we mogelijk kunnen doorvoeren. Maar deze discussie roept altijd heel felle reacties op. Jammer, want dat is helemaal niet nodig. Onze maatschappij zit nu anders in elkaar dan 100 jaar geleden en het is onze plicht wetgeving, indien noodzakelijk, daarop aan te passen. Maar het instrument "samenwerkingsscholen" is gelukkig al een hele stap in de goede richting.

Er zijn op dit moment al 33 samenwerkingsscholen voor het basisonderwijs verspreid over heel Nederland. Opvallend is dat er geen enkele samenwerkingsschool te vinden is in de erkende krimpgebieden Overijssel en Drenthe.
In Twenterand worden vijf basisscholen met opheffing bedreigd omdat zij minder dan 100 leerlingen hebben. De schoolbesturen zullen er niet aan ontkomen samenwerking te zoeken om opheffing te voorkomen en zelfs dat is mogelijk niet in alle gevallen te voorkomen.

In een onderzoek naar samenwerkingsscholen is het belangrijk om ook andere vormen van samenwerking te onderzoeken, zodat duidelijk is welke alternatieven er bestaan. Je kunt niets doen en de huidige situatie laten bestaan, met als resultaat dat je op een kwade dag hoort dat de school gesloten wordt. Je kunt zoeken naar samenwerkingsvormen zonder fusie, bestuurlijke fusie binnen eigen kring, bestuurlijke fusie tussen kringen, verticale fusie, brede school en nu dus recent de samenwerkingsschool.
De samenwerkingsschool heeft in de toekomst mogelijk vooral positieve uitkomsten met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs, de bedrijfsvoering, de toegankelijkheid van onderwijs en de sociale cohesie. Eén van de weinige nadelige uitkomsten van de samenwerkingsschool kan de afgenomen keuzevrijheid van scholen in het dorp zijn. Opbrengsten van samenwerkingsscholen liggen vooral in de toekomst. Door een financieel gezonde en krimpbestendige school op te richten kan onderwijs ook op het platteland worden gewaarborgd. Problemen bij de oprichting van een samenwerkingsschool ontstaan en bestaan vooral in het proces naar samenwerking toe. Voor schoolbesturen is het daarom belangrijk een lange-termijn visie aan te houden en die ook uit te dragen aan ouders en leerkrachten. Maar ook de politiek dient met een andere bril dan 100 jaar geleden naar de toekomst van de met opheffing bedreigde scholen te kijken. Er zijn heel grote bedragen gemeenschapsgeld bij betrokken en door samenwerking wordt niet alleen het aantal leerlingen verhoogd maar, ook niet onbelangrijk, de kosten belangrijk verlaagd.

Ik hoop dat men ook in Twenterand oplossingen gaat zoeken om van de bedreigingen kansen te maken. De kansen liggen er en moeten gevonden worden in samenwerking. Hoe ver we daarin moeten en willen gaan laat ik aan de betrokkenen over. Maar ga er wel mee aan de slag voordat het te laat is. Niks doen is geen optie en vasthouden aan heilige huisjes brengt ons echt niet verder. Jammer dat je in een tweet maar 140 tekens hebt om dit soort zaken uit te leggen. Maar ik heb gelukkig altijd mijn blog nog om zaken te verduidelijken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten