Wie gedacht had dat ik wel een heel blog zou wijden aan de
rapporten over de grondtransacties moet ik teleurstellen. De reden is dat ik deze
rapportages met grote verbijstering en heel veel plaatsvervangende schaamte heb
gelezen. Het gaat hier namelijk over de ambtelijke organisatie en de politieke
gang van zaken in Twenterand en van dat laatste maak ik onderdeel uit. Als je
geschoren wordt, moet je stilzitten is mij altijd geleerd. Hoewel dus eigenlijk
met stomheid geslagen zal ik namens mijn partij onze mening luid en duidelijk
naar voren brengen tijdens het debat op 1 december 2015 en de raadsvergadering
van 15 december 2015. Dus buiten wat tweets en een poll op mijn persoonlijke
website nog even geen of slechts zeer beperkt inhoudelijke reacties.
Voor een onderdeel dat in de rapporten staat te lezen maak
ik echter een uitzondering. In het rapport van Rijnconsult wordt op twee
bladzijden gesproken over het respect vanuit de raad voor de ambtenaren. In de
aanbevelingen staat letterlijk: “Het dédain van delen van de gemeenteraad over
de ambtenaren van Twenterand is fnuikend.” Voor de zekerheid heb ik het maar even opgezocht: Dédain betekent minachting en achter fnuikend staat in het woordenboek rampzalig/catstrofaal te lezen. Dat is dus nogal wat. Ik neem hier met klem afstand van,
herken mij hier ook totaal niet in en vind dit zelfs volledig ongepast. Zeker
gezien het feit dat de raad geen gelegenheid heeft gekregen om hierop te
reageren. Er is in deze rapportages gekozen om geen wederhoor toe te passen.
Kennelijk denken de respondenten er dus zo over en dat moeten hoogstwaarschijnlijk
ambtenaren en collegeleden zijn, zowel huidige maar ook oud-ambtenaren en
oud-bestuursleden kunnen hieronder vallen.
Ik ga hier natuurlijk niet ontkennen dat ik regelmatig
kritisch ben, met name richting colleges en op momenten ook richting de
ambtelijke organisatie maar zeg nou zelf, daar blijken ook best wel redenen voor te zijn. Vooral richting deze organisatie moet je echter voorzichtig
zijn met kritische geluiden vooral omdat deze organisatie zich niet
rechtstreeks kan verdedigen. Het gaat
mij om de inhoud en niet om de persoon of personen. Namen van ambtenaren noemen
is dan ook “not done” en naar mijn stellige overtuiging doe ik dit dan ook niet. Jazeker, kritisch en duidelijk ben ik wel, ik ben echter van mening dat
deze zaken binnen mijn taken als raadslid vallen. Je mag en volgens mij moet je
zelfs zaken die niet goed gaan benoemen. Dat de betrokkenen hier niet altijd
blij mee zijn kan ik begrijpen maar speelt voor mij verder geen enkele
rol. Als alles naar behoren loopt binnen
een organisatie is er ook geen enkele reden
om kritisch te zijn. Voordat we in Twenterand echter zo ver zijn hebben we nog
een lange weg te gaan dat hebben deze rapporten ons helaas pijnlijk
duidelijk gemaakt. Door de term "delen van de raad" te gebruiken word ik mogelijk persoonlijk ook aangesproken en betrokken bij raadsleden die minachtend spreken over onze ambtelijke organisatie. Want "delen van de raad" is wel heel erg vaag en weinig concreet. Ik voel me echter niet aangesproken, de stelling is ook onjuist en doet afbreuk aan de uitoefening van mijn taak als raadslid. Hier zijn naar mijn mening zelfs excuses op z'n plaats. Tussen minachting en aangesproken worden op je verantwoordelijkheid ligt namelijk een wereld van verschil en volgens mij heeft men dit hier uit het oog verloren door te spreken over minachting.
Enige jaren geleden hebben we als raad over "het respect van de raad richting de ambtenaren" met de ondernemingsraad
van de ambtelijke organisatie een goed gesprek gehad waarin afgesproken is,
dat als er op welke manier dan ook vanuit de partijen of raadsleden ongeoorloofde
zaken over de ambtenaren naar buiten zouden komen, we hierop via de burgemeester, portefeuillehouder P&O, aangesproken zouden worden. Ik moet u zeggen dat ik nog nooit op het matje ben geroepen, hoewel er wel een keer een klacht richting mijn adres werd afgewezen. Ik neem de respondenten dus kwalijk dat
hun mening heeft geleid tot het gebruik van de termen “dédain” en "fnuikend" in de rapporten en vooral dat de zin in de tegenwoordige tijd is geschreven. Ik neem aan dat dit rapport, zoals gebruikelijk bij dit soort rapporten, voor het uitbrengen van de definitieve versie, doorgenomen is met de opdrachtgever. Deze zin had het college/burgemeester dus zeker anders moeten laten formuleren en beslist moeten laten nuanceren. Kennelijk is de ambtelijke organisatie en het college echter deze mening toegedaan, maar kan iemand mij vertellen waarom dit de raad dan niet is gemeld zoals we dit jaren geleden met elkaar hebben afgesproken? Van minachting is
bij mij echt geen sprake, sterker nog ik zie vooral bij de jonge lichting ambtenaren mooie dingen gebeuren waarbij vooral het aandeel vrouwelijke ambtenaren voor mij opvallend hoog is. Dit laatste heeft overigens geen enkele directe relatie met de term "mooie dingen". Deze jonge lichting vormt ongetwijfeld echter de basis van de in de rapporten genoemde Gideonsbende, een bende die we moeten koesteren. Misschien
dat ik binnenkort zelf het initiatief dan maar moet nemen om de ondernemingsraad eens heel duidelijk te maken hoe ik over onze ambtenaren denk. Zal ze zeker niet tegenvallen.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten